English De Bruijn & Co op LinkedIn

Optimaal beleggen in box 3

Vanaf 2017 is het systeem van belastingheffing in box 3 op de schop gegaan. Er zijn wat hogere vrijstellingen gekomen, en voor de wat grotere vermogens gaat – bij een gelijkblijvend tarief van 30% – het (overigens niet voor tegenbewijs vatbare) forfaitaire rendement omhoog, waardoor per saldo veelal meer belasting verschuldigd zal zijn. Alle reden dus om extra alert te zijn op de hoogte van uw box 3-vermogen op de peildatum van 1 januari 2019. Er zijn nog steeds verschillende mogelijkheden om het belastbare vermogen omlaag te krijgen. Hieronder laten we zien hoe u dat doet.

 

Fiscaalvriendelijke beleggingen

Al weer enige tijd geleden is de vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen en het verstrekken van venture capital (durfkapitaal) komen te vervallen. Wel is er een vrijstelling voor groene beleggingen. Onder groene beleggingen wordt verstaan: aandelen in, winstbewijzen van en geldlening aan aangewezen groene fondsen. De vrijstelling bedraagt maximaal € 57.845. Bij ‘fiscale partners’ – zoals echtgenoten – mag het bedrag verdubbeld worden. De maximale verhoging van het heffingsvrije vermogen komt daarmee op maximaal tweemaal € 57.845 is € 115.690.

 

Let op: naast de verhoging van het heffingsvrije vermogen geldt voor de groene beleggingen nog een extra heffingskorting van 0,7% over het vrijgestelde bedrag. De heffingskorting mag worden afgetrokken van de te betalen belasting.

 

Algemene vrijstelling voor iedereen

Van het totale vermogen van de belastingplichtige is voor 2018 € 30.000 per persoon vrijgesteld. Voor fiscale partners wordt dit bedrag verdubbeld. Dit wordt het ‘heffingsvrije vermogen’ genoemd. Maar daarna komt u over uw vermogen inkomstenbelasting aan het betalen! En dat is helaas vaak meer dan de daadwerkelijk behaalde opbrengst van dat vermogen.

 

Sinds 2017 kennen we in box 3 niet langer één maar twee forfaitaire rendementen. Er geldt voor het jaar 2018 een rendementsklasse 1 (sparen) van 0,36%. En er is een rendementsklasse 2 (beleggen) van 5,38%. Voor 2019 zullen deze percentages 0,13% resp. 5,60% bedragen, maar dat is van later zorg. Het heffingsvrije vermogen zal voor 2019 met € 360 stijgen en daardoor uitkomen op een bedrag van €30.360. Voor partners bedraagt het totale vrijgestelde bedrag dan €60.720, maar – zoals gezegd – dat alles is nu nog niet relevant.

 

Het lage tarief is bedoeld voor sparen, het hoge voor beleggen. Naarmate uw vermogen groter is, wordt u verondersteld meer te beleggen, met als gevolg een hoger (forfaitair!) rendement voor hogere vermogens. Het vermogen boven de € 978.000 wordt u zelfs geacht volledig te beleggen. Het resultaat van dit alles is een (gemengd) verondersteld rendement van 2,02% over uw vermogen tot € 100.800 en van 4,33% over uw vermogen tussen de € 100.800 en € 1.008.000. Vanaf een vermogen van € 1.008.000 wordt uw rendement verondersteld 5,38% te zijn. Bij een – zoals gezegd in alle gevallen vast – tarief van 30% levert dat aan belastingdruk 0,60%, 1,30% en 1,61% op. Alle wettelijke uitgangspunten (beleggingsmix, forfaitaire rendement) zijn overigens onweerlegbaar. Ook als uw hogere vermogen toch volledig op een spaarrekening staat heeft u te maken met het hogere beleggingsforfait, en nog steeds geldt dat het daadwerkelijk behaalde rendement fiscaal bezien niet relevant is. Door de voor de wat grotere vermogens gestegen belastingdruk in box 3 is het belang van (en de belangstelling voor) box 3-vrijstellingen en een goede fiscale planning van het privévermogen sterk gestegen! Zo loont het weer om (ongeacht van wie het is) uw aanwezige vermogen (fiscaal bezien) tussen de beide partners te verdelen!

 

Algemene vrijstelling voor kinderen

U dient er rekening mee te houden dat het (extra) heffingsvrije vermogen voor minderjarige kinderen al met ingang van 1 januari 2012 is vervallen. Pas na het jaar waarin uw kind 18 jaar is geworden wordt zijn/haar vermogen niet meer bij u belast, maar bij het kind. En pas vanaf dat moment heeft het kind zijn/haar eigen vrijstelling.

 

Algemene vrijstelling voor ouderen

Belastingplichtigen die aan het einde van het jaar (of bij het eind van de belastingplicht) de AOW-gerechtigde leeftijd hadden bereikt, konden onder bepaalde voorwaarden gebruik maken van de zogenaamde ouderentoeslag. Deze extra verhoging van het heffingsvrije vermogen voor ouderen is echter reeds per 2016 komen te vervallen.

 

Bijzondere vrijstellingen

Voor sommige bezittingen gelden bijzondere vrijstellingen:

  • bossen, natuurterreinen en onbebouwde gedeelten van aangewezen landgoederen;
  • voorwerpen van kunst en wetenschap, voor zover niet bedoeld als belegging
  • voorwerpen die niet van u zijn, maar die u krachtens erfrecht wel mag gebruiken (zoals de oude Ferrari die uw kinderen geërfd hebben, maar waar u zelf in mag blijven rijden); ook in dit geval mogen de voorwerpen niet bedoeld zijn als belegging;
  • rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden van uzelf, uw partner of bloed- en aanverwanten, of op prestaties in natura voor een begrafenis (bijvoorbeeld: uitvaartverzekeringen), voor zover het verzekerde kapitaal of de waarde van de polis niet meer bedraagt dan € 7.033 per persoon;
  • tegoed op geblokkeerde bankrekening bestemd voor begrafenis, mits het tegoed in totaal maximaal € 7.033 per persoon bedraagt;
  • rechten op kapitaalsuitkeringen bij invaliditeit, ziekte of ongeval;
  • geld, chipkaarten, enz. bestemd voor consumentenaankopen (zoals cadeaubonnen, beltegoed, enz.) tot in totaal € 527.

 

Lijfrenteaftrek 2018

Voor lijfrentepremies gelden twee soorten aftrek:

  • aftrek in het kader van de jaarruimte is in principe mogelijk, mits de desbetreffende lijfrente aantoonbaar bedoeld is ter compensatie van een eventueel pensioentekort. Per geval moet uitgerekend worden hoeveel er afgetrokken mag worden;
  • aftrek in het kader van de reserveringsruimte wordt – net als bij de jaarruimte – getoetst en moet eveneens per geval berekend worden. Essentieel is hier dat er teruggekeken wordt naar de 7-jarige periode die voorafgaat aan 1 januari 2018 (had u vanaf 2011 een pensioentekort?).

 

Voor beide opties geldt: om in aanmerking te komen voor aftrek in 2018, dient u de premies ook daadwerkelijk in 2018 te betalen. De mogelijkheid om dat later te doen (namelijk voor 1 april van het volgende jaar) is enkele jaren geleden komen te vervallen. De terugwenteling van zes maanden bij staking van de onderneming en de omzetting van de oudedagsreserve, bestaat nog wél.

 

Vermogensrendementsheffing drukken

Met ingang van 2011 geldt er nog maar één peildatum voor uw vermogen in box 3, namelijk 1 januari. En vanaf dit jaar bestaat er (zoals al eerder gezegd) een van de omvang van het vermogen afhankelijk tarief. Dat alles maakt het belang van het op de peildatum drukken van uw box 3-vermogen alleen nog maar groter. Dus als u van plan bent om vermogensbestanddelen uit box 1 of box 2 te verkopen (zoals een eigen huis, een ter beschikking gesteld pand of ab-aandelen), dan kunt u de verkoop daarvan het beste uitstellen tot na 1 januari van het komend jaar. Anders moet u de verkoopopbrengst op 1 januari 2019 bij uw vermogen tellen, waardoor u over dat jaar onnodig veel (extra!) belasting zou moeten betalen over uw box 3-vermogen. Door het zwaarder belasten in deze box van grotere vermogens geldt deze aanbeveling met nog meer kracht dan voorheen! En omgekeerd: als u van plan bent om dergelijke vermogensbestanddelen te gaan kopen (met eigen geld), dan kunt dat het beste vóór de jaarwisseling doen.

 

Tip voor dga’s

Bij het uitkeren van dividend draagt de bv 15% dividendbelasting af, waarna de dga zelf nog 10% bijbetaalt voor de inkomstenbelasting (totaal: 25% belastingheffing). Het kan dus handig zijn om tijdig een voorlopige aanslag aan te vragen. Zo vermijdt u de belastingrente en verlaagt u de grondslag voor box 3. Het kan verder helemaal geen kwaad om eens na te denken over uw dividendtoekomst. Zo zal het tarief in box 2 de komende jaren gaan stijgen (wat pleit voor het op korte termijn uitkeren van dividend) en komen er maatregelen om excessief lenen bij de eigen bv tegen te gaan. Ook daar kan een dividenduitkering een mogelijke oplossing zijn. Pas wel op: uitkeren van dividend daar waar dat (civielrechtelijk) niet kan, kan (aansprakelijkheids)problemen opleveren. Ook de vraag of er (nog steeds) sprake is van pensioen- of lijfrenteverplichtingen bij de bv is daarbij van belang.